Lerarenopleidingen Science en Wiskunde/Rekenen

Anti-evolutionisme in de VS

Het anti-evolutionisme in de Verenigde Staten van Amerika wordt gekenmerkt door een zekere hardnekkigheid. De legalistische historie van het anti-evolutionisme laat zien dat alle gerechtelijke beslissingen ten spijt, tegenstanders van het onderwijs van de evolutietheorie blijven proberen de aandacht voor evolutie op openbare middelbare scholen in te perken. Hierbij is gedurende het verloop van de twintigste eeuw een tactiek van de terugschrijdende aanval te herkennen.

Eerst wordt getracht evolutieonderwijs te verbieden. Wanneer dit niet lukt, wordt geëist dat er gelijke tijd wordt ingeruimd voor het onderwijs van zogenaamde scheppingswetenschap. Wanneer ook deze weg doodloopt, probeert men het onderwijzen van alternatieven voor de evolutietheorie en bewijzen ertegen te propageren. De eisen zijn steeds minder expliciet religieus van aard en soms zelfs geheel van geloofsargumenten gespeend. Nadere analyse laat echter zien dat zelfs de meest seculiere verschijningsvorm van georganiseerd anti-evolutionisme, onder de noemer van intelligent design, een ideologische grondslag heeft die is terug te voeren op de geloofsachtergrond van haar aanhangers.

Grote Diversiteit Anti-Evolutionisten

Dat de voornaamste beweegreden voor anti-evolutionisme voortkomt uit geloofsovertuigingen, wil niet zeggen dat alle anti-evolutionisten over een kam te scheren zijn. Het anti-evolutionisme in de VS wordt gekenmerkt door een grote diversiteit. Er zijn grote meningsverschillen onderling. Een belangrijke stroming in het anti-evolutionisme is het creationisme. Ook hierin zien we een grote diversiteit binnen de VS.

Er zijn creationisten die gedeelten van de evolutietheorie in overeenstemming zien met de Bijbel. Toch is ook een aanzienlijke groep creationisten niet gecharmeerd van de strategie van de terugtrekkende aanval die het anti-evolutionisme in de Verenigde Staten in de twintigste eeuw heeft gekarakteriseerd. De houding van deze creationisten is stevig gegrondvest in hun religieuze overtuigingen. Zij volharden in meer of mindere mate in een letterlijke interpretatie van geopenbaarde teksten, waarbij ze zich beroepen op de waarachtigheid van de in die teksten aangedragen historische verklaringen voor huidige fenomenen. Het feit dat bijvoorbeeld een Intelligent design-coryfee als Michael Behe een verregaande aanvaarding van de evolutietheorie uitspreekt, inclusief de gedeelde afkomst van mens en mensaap, is hen niet welgevallig. Deze creationisten voeren onder andere aan dat de ID-beweging een verklarend historisch paradigma (zoals de Bijbelse schepping) mist en dus een religieuze identiteit ontbeert. Ze nemen afstand van een wetenschappelijke benadering voor zaken die volgens hen enkel verklaarbaar zijn in het licht van religieuze teksten. De autoriteit van het scheppingsverhaal staat bij hen voorop. Blijkbaar is er onder de creationisten een variërende mate van aanvaarding van de evolutietheorie.

Evolutionisme

Hieronder vind je uitleg over de verschillende stromingen binnen het anti-evolutionisme en het evolutionisme:

Aan één uiterste zijde van het spectrum bevinden zich de zogenaamde young earth creationists (YECs). Dit zijn creationisten van de harde lijn die de Bijbel zien als een feilloze en gezaghebbende representatie van het woord van God. Zij geloven dat de aarde en het universum kortgeleden werden geschapen (meestal tussen vier- en tienduizend jaar geleden) en dat de zes dagen van de schepping zoals beschreven in het boek Genesis gewone dagen van vierentwintig uur waren. In meest extreme (en minst talrijke) vorm manifesteert deze letterlijke lezing van de Bijbel zich in het geloof in een platte aarde en/of een geocentrisch wereldbeeld. Algemeen is het geloof dat de eerste mensen—Adam en Eva—en alle andere soorten organismen in de eerste vier dagen van de Genesis werden geschapen. De van oudsher meest invloedrijke en leidinggevende anti-evolutionaire organisaties komen voort uit deze theologische groepering. Het bekendst zijn Henry Morris’ Institute for Creation Research (ICR) en het door Ken Ham aangevoerde Answers in Genesis(AiG). Deze creationisten wijzen niet alleen evolutie van de hand, maar ook veel van de bevindingen uit de moderne geologie, kosmologie en de natuurwetenschappen in het algemeen.

Een tweede groep creationisten accepteert weliswaar het gros van de moderne natuurkundige, chemische en geologische verklaringen, maar evenals de YECs verwerpen ook zij de biologische evolutietheorie. Op basis van hun aanvaarding van een oude aarde, is er een scherpe scheidslijn te trekken tussen de YECs en deze old earth creationists (OECs). Onder de OECs bestaan er echter verscheidene minder duidelijk afgebakende overtuigingen, die met name op het exegetische vlak verschillen. Zo geloven aanhangers van het gap creationism dat er tussen de eerste twee verzen van Genesis een tijdskloof gaapt van miljoenen of zelfs biljoenen jaren. Het moderne leven en de mens zouden pas recentelijk zijn geschapen, zoals beschreven in de Genesis. Een eerdere, oude schepping die plaatsvond vóór het verschijnen van Adam moet het bestaan van fossiele levensvormen verklaren. Een andere groepering gelooft dat de zes dagen van de schepping eigenlijk moeten worden beschouwd als geologische tijdperken (day-age creationism). Levende soorten zouden gedurende deze lange perioden onafhankelijk zijn geschapen en uitgestorven. Een derde belangrijke groep OECs is die van de progressive creationists. Zij aanvaarden eveneens de geologische ouderdom van de aarde en geloven dat de verschillende soorten onafhankelijk door God zijn geschapen. Ze aanvaarden soms kleine evolutionaire veranderingen binnen ‘soorttypen’, maar hebben grote problemen met de evolutietheorie zoals deze wordt onderwezen. Ze geloven niet in een gedeeld voorouderschap tussen verschillende soorten en dus ook niet dat de mens verwant is aan andere dieren. Een belangrijke progressief-creationistische organisatie is het Californische Reasons to Believe, gesticht door de natuurkundige en astronoom Hugh Ross. Ook al aanvaarden de old earth creationists het gros van de moderne bevindingen van wetenschappen als natuurkunde, chemie en geologie, toch verschillen ze niet veel van de young earth creationists waar het de verwerping van biologische evolutie betreft. Evolutie is volgens de meeste creationisten, zowel YECs als OECs, hooguit acceptabel als verandering binnen soorten of ‘soortentypes’ (vaak onder de noemer van ‘micro-evolutie’ of ‘horizontale evolutie’), maar zij wijzen evolutionaire soortvorming (‘macro-‘ of ‘verticale evolutie’) onverminderd van de hand.

Overige religieuze perspectieven zijn niet noodzakelijk anti-evolutionistisch (en dus ook niet creationistisch, zoals hier gedefinieerd), maar zien wel een rol weggelegd voor theïstische invloed of sturing op evolutionaire processen. Deze evolutionaire zienswijzen (bekend onder noemers als evolutionary creationism, theistic evolutionism, en providential evolutionism) variëren waar het de mate betreft waarin God de evolutie leidt of beïnvloedt. Een gedeelte van de theïstisch evolutionisten neemt aan dat God schept door middel van het mechanisme van evolutie, en weinig invloed meer uitoefent op het verloop. Sommigen raken in deze opvatting dicht aan het deïsme39. Andere groeperingen geloven dat God op gezette tijden ingrijpt in het proces om de uitkomst gericht te beïnvloeden, met name waar het de oorsprong van de mens betreft. De theïstisch evolutionisten aanvaarden in het algemeen de verwantschap van soorten. De meesten hebben echter wel problemen met de stelling dat evolutie berust op willekeur en dat het bestaan van de mensheid niet vooraf bepaald is. In die zin behelst de tweespalt met betrekking tot onderwijs niet zozeer de afweging van creatie versus evolutie, maar meer van toeval versus ontwerp. Het theïstisch evolutionisme is in deze of gene vorm de houding die wordt onderwezen op de protestantse seminaries en het is de officiële positie van de katholieke kerk (Johannes Paulus II 1996).

Als laatste in het creatie/evolutie-continuüm vinden we hen die geen enkele vorm van buitennatuurlijke invloed op evolutionaire processen veronderstellen. Zij die dit standpunt innemen worden materialisten, of beter fysicalisten genoemd. Met betrekking tot de houding ten opzichte van buitennatuurlijke invloed zijn twee belangrijke standpunten nader te onderscheiden. Aan de ene kant staan de agnostische evolutionisten die hun oordeel inzake de bemoeienis van een god opschorten. Aan de andere kant vinden we de humanistische en atheïstische evolutionisten die het geloof in een god verwerpen. Dit is een voornamelijk filosofisch onderscheid; zij verschillen niet wat betreft hun positiebepaling ten opzichte van evolutionair-theoretische uitspraken.

Er zijn veel groeperingen die beweren dat hun actieve anti-evolutionisme niet is gemotiveerd door hun geloof in een god of goden. In het voorgaande hoofdstuk is getracht aannemelijk te maken dat de redenen hiervoor voornamelijk van pragmatische aard lijken te zijn: in het bijzonder om wetgeving met betrekking tot onderwijs te omzeilen. Non-theïstisch anti-evolutionisme is echter geen contradictio in adjecto en vraagt dus om nadere analyse. Wanneer we vaststellen dat evolutie een breed geaccepteerde en geldige wetenschappelijke theorie is, moeten we concluderen dat het niet op theïstische gronden gebaseerd anti-evolutionisme ofwel ingegeven is door onwetendheid—en dus irrationeel van aard—danwel veroorzaakt wordt door onbegrip of misconcepties. Beide situaties zijn te remediëren. Een derde mogelijkheid is natuurlijk dat anti-evolutionisme zijn oorsprong vindt in een grensverleggend inzicht dat tornt aan de wetenschappelijke onderbouwing van de theorie. Het is echter niet waarschijnlijk dat het wat betreft dit laatste om meer dan een mogelijk (en vooralsnog) onbegrepen enkeling gaat.

Het is moeilijk ID een plek te geven binnen het geschetste creatie/evolutie-continuüm. ID is niet per definitie een anti-evolutionistische stroming in de enge zin. Sommige aanhangers zoals bijvoorbeeld Behe zeggen immers grote delen van de evolutietheorie te aanvaarden, terwijl anderen, zoals Dembski, de gedeelde afstamming van soorten afwijzen en zijn overtuigd van een geologisch jonge aarde in een jonge kosmos. De houdingen van ID-aanhangers ten opzichte van evolutie en creationisme zijn veelvormig en gecompliceerd en bestrijken grote delen van het creatie/evolutie-continuüm. ID is niet inherent creationistisch, al zijn bij veel aanhangers theologische motivaties te ontwaren; soms impliciet en soms expliciet. De Nederlandse theoloog Taede Smedes twijfelt na analyse van seminale ID-geschriften aan het ‘theologisch minimalisme’ van de beweging. Het is een openbaar geheim dat zich onder de paraplu van ID verscheidene anti-evolutionistische facties hebben verzameld. Deze samenkomst wordt gefaciliteerd doordat ID-theoretici enkel schepping (‘mere creation’) of ontwerp postuleren en in het algemeen weigeren dieper in te gaan op specifieke en controversiële zaken als de leeftijd van de aarde, de identiteit van de schepper of de verwantschap van soorten. Dit opdat onderlinge meningsverschillen het streven naar een gezamenlijk doel—het omverwerpen van de huidige evolutietheorie—niet in de weg zullen staan.

ID-aanhangers voeren aan geen levensbeschouwelijke, maar wetenschappelijke bezwaren te hebben tegen specifieke onderdelen van de evolutietheorie en het ontstaan van het leven op aarde. Zij wensen op deze grond te worden verstaan—niet op basis van vermeende of geïmpliceerde achterliggende religieuze of ideologische beweegredenen. Opmerkingen van natuurwetenschappers dat er ook danig wat schort aan de wetenschappelijke onderbouwing van de ID-gedachte worden gepareerd met een aanval op de definitie van natuurwetenschap. ID’ers voeren aan dat de huidige natuurwetenschappelijke methodologie te beperkt is. Niet omdat deze methodologie niet schijnt te werken, maar omdat de ID-theorie (die een buitennatuurlijke ontwerper veronderstelt) niet binnen haar kaders op waarde zou kunnen worden geschat. ID’ers willen naast naturalistische ook buitennatuurlijke fenomenen toelaten binnen het domein van de wetenschap, opdat ook het ID-onderzoeksprogramma de kans zal krijgen te leiden tot wetenschappelijk valide theorieën. Vanwaar dit verlangen om het wetenschappelijke naturalisme te laten varen? De ID’ers van het Discovery Institute voeren aan dat dit methodologisch naturalisme is verworden tot een ontologisch, metafysisch naturalisme. De twee zijn volgens hen in de moderne cultuur niet meer te scheiden.

Aangezien het moderne naturalistische wereldbeeld niet valt te verenigen met het theïstisch wereldbeeld dat vele ID’ers voor ogen hebben, rest hen niets dan het methodologisch naturalisme als ongeldig te verklaren en de manier waarop wetenschap wordt beoefend aan de kaak te stellen. Eigenlijk doet het niet ter zake of ID’ers nu wel of niet als creationist benoemd moeten worden. Van belang is dat zij veranderingen willen aanbrengen in de manier waarop wetenschap in het algemeen en evolutie in het bijzonder worden onderwezen. Deze gewenste verandering is dermate vergaand dat het resultaat volgens de door wetenschappers aangehangen definitie geen wetenschap meer genoemd zou mogen worden. Deze nieuwste vorm van anti-evolutionisme onderscheidt zich met name van de oudere verschijningsvormen van het creationisme doordat zij zich als beweging niet openlijk beroept op religieuze argumenten maar zich concentreert op wetenschappelijk-inhoudelijke en met name wetenschapsfilosofische aspecten.45 Het anti-evolutionisme van de ID-beweging uit zich hierin op tweeërlei wijze: (1) Enerzijds probeert men met behulp van negatieve bewijslast (zoals bijvoorbeeld onherleidbare complexiteit) gaten in de huidige evolutietheorie te slaan, iets wat het wetenschappelijk creationisme al eerder trachtte te bewerkstelligen. Daarbij gaat men er stilzwijgend van uit dat de enige alternatieve verklaring voor evolutie kan worden gevonden in schepping en ontwerp. Het verwerpen van de evolutietheorie zou gelijkstaan aan een validatie van de scheppingsgedachte. Deze twee modellen-benadering geeft blijk van een valse dichotomisering. Het ontkrachten van het één, leidt immers niet noodzakelijkerwijs tot de conclusie dat het andere waar dient te zijn.
(2) Anderzijds wordt getracht de verklarende kracht van de evolutietheorie te minimaliseren door het doen toelaten van buitennatuurlijke invloeden binnen de natuurwetenschappelijke methode. Bijvoorbeeld het CSC beoogt daarmee het ontstaan van (of liever gezegd een terugkeer naar) een meer theïstische wetenschap (cf. noot 32). Hierin is de uitdaging voor het onderwijs verlegd van het theoretische en inhoudelijke naar het kennistheoretische, ofwel het epistemologische vlak.


De vorm die momenteel het meeste invloed lijkt te hebben op het secundair evolutieonderwijs, lijkt haar succes te danken aan de gebrekkige staat van het wetenschapsfilosofisch besef bij zowel wetenschappers, docenten als leken. Deze groepering propageert niet nader gedefinieerde buitennatuurlijke oorzaken te willen introduceren binnen de wetenschappelijke methode. Zolang het besef niet wordt veralgemeniseerd dat religie en natuurwetenschap gescheiden epistemologieën zijn, die elkaar in principe niet bijten, zal het succes van het huidige anti-evolutionisme onverminderd aanhouden en het conflict blijven voortbestaan.

Belangrijk voor de docent of lerarenopleider

Oplossing voor het huidige dilemma:

  • Aandacht voor wetenschapsfilosofie in het onderwijs
  • Wetenschap is waardevrij en religieus neutraal
  • Duidelijk onderscheid tussen methodologisch en ontologisch naturalisme

Randvoorwaarden:

  • Onderwijsrichtlijnen van de staten moeten conform de heersende wetenschappelijke inzichten zijn. Nu gooien zij veelal koren op de molen van het anti-evolutionisme en geven gehoor aan de roep om disclaimers en het onderwijzen van niet-wetenschappelijke alternatieven voor evolutie.
  • De leerboeken moeten conform de heersende wetenschappelijke inzichten zijn.
  • Leraren moeten goed worden opgeleid. Hierbij moet niet alleen voldoende aandacht worden geschonken aan inhoudelijk inzicht in evolutie, maar ook aan de aard van wetenschappelijke kennis en hoe deze zich verhoudt tot bijvoorbeeld religieuze kennis.

Er is geen plaats voor idiosyncratische geloofsovertuigingen in de inhoudelijke vormgeving van openbaar onderwijs. Dat geldt voor het gehele scala van op openbaring gebaseerde religieuze overtuigingen en particuliere epistemologieën, maar evenzeer voor sciëntistische convicties. Natuurwetenschap is gezien de huidige methodologie per definitie openbaar van aard en dus bij uitstek geschikt voor openbare onderwijsdoeleinden. Natuurwetenschappelijke feiten en verklarende theorieën moeten in het onderwijs niet gelijk worden gesteld aan particuliere epistemologieën. Het is daarom van wezenlijk belang dat zowel leraar als leerling inzicht heeft in de kennistheoretische grondslagen van de natuurwetenschappelijke epistemologie. Het moet de leerling duidelijk zijn dat natuurwetenschappelijke kennis voorwaardelijk en tentatief is. Wetenschap is geen religie. Haar bevindingen zijn weliswaar plausibel maar niet apodictisch en zullen dus ook niet als dusdanig mogen worden gepresenteerd. Dit pleit ervoor om biologische kennis niet enkel te onderwijzen als een verzameling aan te nemen feiten. Het is constructiever de behandelde feitelijkheden te verankeren in een verhelderend theorische raamwerk als de evolutietheorie.

Aangezien geloof en methodologisch naturalisme zeer wel samen kunnen gaan, lijkt er ook geen zwaarwegend bezwaar te bestaan om toe te laten dat religie besproken wordt tijdens onderwijs in natuurwetenschappelijke vakken. Sterker nog; mits zorg wordt betracht kan het naast elkaar stellen van religie en natuurwetenschap er toe bijdragen dat leerlingen erin slagen het verschil tussen de twee te duiden. Dit vereist wederom wel dat de leraar beslagen ten ijs komt, en in staat is het epistemologisch onderscheid tussen religie en natuurwetenschap duidelijk te maken. Boven alles is belangrijk dat de leraar zich bewust is van het feit dat hij zich gezien de emotionele lading van onderwerpen die raken aan de persoonlijke levensovertuiging soms in nauw vaarwater zal bevinden. Wanneer hij de meningen van zijn gehoor met respect bejegent, voorkomt hij wellicht dat leerlingen onnodig de oren sluiten voor wat hij te zeggen heeft.

Half februari 2009 ontvingen zes miljoen Nederlandse huishoudens een kleurige folder in de bus. Daarin werden twijfels opgewekt over het ontstaan en de ontwikkeling van het leven op aarde.

De populair-wetenschappelijke website Kennislink.nl kwam in reactie daarop met een eigen folder:

De Fascinatie is een nieuwe serie programma’s waarin onderzoekers van de Universiteit van Amsterdam zichzelf presenteren. Evolutiebioloog prof. dr. Steph Menken laat zien dat het bij het biologische fitness vooral gaat om de bijdrage aan de volgende generatie. Daarnaast gaat hij in op het proces van seksuele selectie. Hierin kunnen uiterlijke kenmerken – bijvoorbeeld een lange staart bij een vis – een ‘advertentie van goede genen’ zijn. Tot slot staat Menken stil bij de rol die bacteriën spelen in de evolutie. Bacteriën blijken van groot belang voor het overleven van plant, dier en mens.

Volgens velen (zie bijvoorbeeld NAS 1998, Nelson 2000, Farber 2003, Scott 2004, Flammer 2006) is het bij het onderwijzen van evolutiebiologische onderwerpen van groot belang om leerlingen te doordringen van de epistemologische aard van natuurwetenschappen, onder meer om anti-evolutionistische sentimenten te voorkomen en leerlingen in staat te stellen natuurwetenschap te onderscheiden van niet-wetenschap, pseudowetenschap en slechte wetenschap.
De ‘Evolution and the Nature of Science Institutes’ (ENSI) richten zich op met name het verzamelen van lesmateriaal en het bevorderen van goed onderwijs op het gebied van evolutiebiologie en de aard van wetenschap (‘nature of science’). In Flammer (2006) wordt een aantal van deze lessen besproken en wordt een aanbeveling gedaan hoe deze aan te bieden in een overkoepelende lessenserie die zich met name richt op het voorkomen en ontmantelen van de controverse rond evolutiebiologie. Flammer is een gewezen biologiedocent en tegenwoordig webmaster van de ENSI/SENSI website.

  • Farber, P. (2003) Teaching evolution and the nature of science. The American Biology Teacher, 65(5), 347-354.
  • Flammer, L. (2006). The Evolution Solution. The American Biology Teacher, 68(3), e1-e7.
  • Website: National Academy of Sciences. (1998). Teaching About Evolution and the Nature of Science, Washington, DC: National Academies Press
  • Nelson, C.E. (2000). Effective Strategies for Teaching Evolution and Other Controversial Topics. In J.W. Skehan and C.E. Nelson, The Creation Controversy and The Science Classroom (pp. 19-50). Arlington, VA: NSTA Press.
  • Scott, E. (2004). Evolution vs. Creationism – An Introduction. Westport, CT: Greenwood Press.
  • Website: Evolution: Education and outreach: Dit is een nieuw peer-reviewed journal dat in 2008 en wellicht 2009 gratis toegankelijk is. Speciaal toegespitst op evolutieonderwijs met regelmatig aandacht voor de omgang met anti-evolutionisme.
  • Website: National centre for science education: Organisatie in de VS met als doel de positie van evolutieonderwijs te handhaven en versterken binnen met name secundair onderwijs.
  • Website: In de Reports of the National Center for Science Education (RNCSE) staan veel bruikbare artikelen voor docenten.
  • Website: Hier vind je tips voor het onderwijzen van evolutie.
  • Website: Hiervan zijn de evolution primers zeker de moeite waard.
  • Website: Een lesidee: gaat in op het verschil tussen theorie en feit (anti-evolutionisten zeggen vaak dat evolutie maar een ’theorie’ is).
  • Website: Unaderstanding evolution: Misconceptions: gaat in op de misconcepties die ten grondslag liggen aan slecht begrip van de evolutietheorie maar ook anti-evolutionisme.
  • Website: Teaching about evolution and the nature of science van de National Academy of Sciences: Online te lezen boek over het onderwijzen van evolutie.
  • Website: Meer NAS-boeken over evolutie(onderwijs)(vrij te lezen en vaak ook te downloaden). Vooral “Science, evolution, an creationism is lezenswaardig.
  • Het Website: HHMI heeft een interactieve website over evolutie die aardig is voor leraren die zich wat meer willen verdiepen in evolutie maar ook de controverse rond religie.
  • Website: Hier kun je gratis een aantal dvd’s bestellen. Maar ook een aantal lezingen bekijken.
  • Webiste: Big picture on evolution: Site van de Wellcome Trust in Groot-Brittanië Voor leraren die evolutieonderwijs geven. Focust op de theorie maar ook op de reden waarom de evolutietheorie controverse oproept en veel andere wetenschappelijke theorieën niet. Probeert tips te geven hoe daarmee om te gaan. De PDF van de big picture is lezenswaardig.
  • Website: PBS Evolution: FAQS: Veelgestelde vragen over evolutie met links naar uitleg en videofragmenten.
  • Voor de nederlandse situatie is het Website: Artikel van Taede Smedes interessant: Van Verlichting tot Verduistering?- Nederland en de Evolutietheorie. Aan de rechterkant vind u een link naar online artikelen.
  • Website: NIBI-pagina: Het heeft een aantal verwijzingen naar plekken voor goed evolutieonderwijsmateriaal. Niet specifiek voor de anti-evolutionismekwestie.
  • Website: Understanding Science: Een website die gericht is op het uitrusten van leraren met de middelen en kennis die ze nodig hebben om te praten over de ware aard van wetenschap en het wetenschappelijk proces. Veel misvattingen rond evolutie zijn gegrond in een incorrect begrip van de aard van natuurwetenschap.
  • Website: Op www.webkwestie.nl staan twee webquests over Charles Darwin:“Darwins reis en zijn evolutietheorie” voor 3 en 4 HAVO/VWO en “Darwins reis” voor 4 en 5 HAVO/VWO

  • Eugenie C. Scott (2005). Evolution vs. Creati California Press. ISBN-13: 9780520246508
  • Brian J. Alters and Sandra M. Alters (2003). Defending Evolution: A guide to the creation/evolution controversy. Jones and Bartlett Publishers, Inc. ISBN-13: 9780763711184: Uitleg over het hoe en waarom van anti-evolutionisme binnen onderwijs en tips voor hoe ermee om te gaan en een methode om evolutie te onderwijzen die rekening houdt met deze tegenstand.

Dit artikel is gebaseerd op:

ELWIeR en Ecent als één STEM